Vandaag ga ik weer met mijn lief naar ‘ons’ Denemarken. Twee weken, wat een luxe. We houden van de natuur en de ruimte en komen er helemaal tot rust. Reeën die voor je huisje lopen, eekhoorntjes die spelen in de bomen, leuke winkeltjes waar je ook meteen iets kunt drinken, prachtige wandelingen. Het is er heerlijk!
We gaan de eerste week naar de Limfjord, waar we vorig jaar ook waren. Toen was het voor ons onbekend terrein en we hadden ons goed ingelezen. Lees hier onze zoektocht naar de Deense gelukstrollen
De Deense Gelukstrollen
In de Kampioen, het tijdschrift van de ANWB, stond een artikel met zinnen als “Je kent de Limfjord beter dan je denkt, je kattenbakkorrels komen er vandaan” en meer lovende woorden. Toen was de keuze snel gemaakt.
We hebben een huisje gehuurd op LundØ, een schiereilandje met een hoog middle-of-nowhere-gehalte. Iedere avond komen er reeën in onze enorme tuin een beetje knabbelen van het gras en we hebben drie eekhoornvriendjes die door de bomen dansen met hun schattige pluizige staarten. Geen tv voor ons, we figureren in een natuurfilm met krabbetjes, goudvinken, egeltjes, bonte spechten, alikruiken en zeesterren in een bijrol.
Houten poppetje
Omdat het fjordengebied best groot is en we vanaf ons idyllische plekje misschien maar 0,01% kunnen ervaren, hebben we met de Kampioen in de hand een lijstje gemaakt van leuke plekjes. In het artikel staan best veel tips en van één ervan ging mijn kinderlijke hartje sneller kloppen: “Voor de allerkleinsten gaan we naar het dorpje GjØl. Hier maakte de arme visser Thomas Dam in 1959 voor kerst een houten poppetje voor zijn dochter Lila met haar van wol”. Volgens andere bronnen dan de ANWB was het in 1930 als verjaardagskadootje. Ook goed. Ik heb het niet sluitend kunnen krijgen. Hoe dan ook, de gelukstrol was een feit.
De oorspronkelijke trol komt uit Noorwegen, is zeer onvriendelijk, eet mensen en heeft soms een onsmakelijke snottebel. Het poppetje van Thomas Dam was innemend en iedereen in het dorp wilde er één. Vraag me niet hoe, maar het trolletje dat lief en lelijk samenbracht werd een wereldwijde must-have. Het hout werd verruild voor rubber en de haren werden zuurstokroze en neongroen. Het was zo’n succes dat het in 1963 Speelgoed van het jaar in Amerika werd. De productie ging vanuit de Dam Troll fabriek in GjØl.
Op naar GjØl
Op naar GjØl dus, waar het allemaal begon. Ik ben gek op figuren als Pippi, Pino, Olaf en Miss Piggy en van de gedachte aan een dorp met overal vrolijke trollen word ik blij. Rijdend door het prachtige Deense landschap naderden we onze (tussen)bestemming. Het einddoel was Rubjerg Knude Fyr, een pas uitgegraven vuurtoren aan de Noordzeekust. Ook leuk, al was het alleen al vanwege de geweldige naam. Maar eerst de Dam troll dolls en ik begon al lichtjes te stuiteren, want ik verwachtte in ieder geval een winkel vol met heel veel kleuren, soorten en formaten.
Suf dorp
Voor dat we het wisten reden we het dorpje binnen. Nergens een bord dat ons de weg wees naar het geboortedorp van de wereldwijd bekende gelukstrol. Geen naambord leuk versierd met een trol. Het was een suf dorp. Er was een Dagli Brugsen supermarkt, een goudsmit, een zonnestudio en een haventje dat je in geen reisbrochure pittoresk zou durven noemen. En een Kro (Deense herberg), het enige lichtpuntje in GjØl. Ik stelde me voor dat er twee verwachtingsvolle kleine kinderen op onze achterbank zaten en voelde hun teleurstelling. Of was het de mijne? Het was duidelijk dat dit dorp wel een gelukstrol kon gebruiken, maar we moesten heel lang zoeken voor we er één konden vinden.
Bij de haven vonden we een uit multiplex gezaagde surfende trol die overgebleven leek van het plaatselijke dorpsfeest. Voor de supermarkt stond een grote houten trol zonder enige gelijkenis en in de supermarkt liepen we in de gang bijna een slordige stapel doosjes voorbij met daarin jawel, eindelijk, troll dolls. Die 40 euro kostten en dat zeker niet waard waren. We hebben de hele winkel uitgekamd. Geen sleutelhangers, geen ansichtkaarten, geen pennen, zelfs geen trollensnoepjes. Alleen een biertje met een trol erop, dat ik uit diepe wanhoop toen maar heb gekocht, want ik lust helemaal geen bier.
Het dorp gaat nog doorbreken. Ja duh..
Vlak voor vertrek, in bijna depressieve staat, vond ik een gebouwtje met een briefje op het raam en een krantenartikel uit 2014. Mijn Deens is niet zo heel goed, maar de strekking was dat daar een trollenmuseum zou komen als er genoeg geld ingezameld was. Dat was blijkbaar in de afgelopen drie jaar niet gelukt en dat gaat ook niet lukken in een dorp waar men zo weinig gevoel heeft voor creativiteit en marketing. De Kampioen heeft (als enige) nog goede hoop: “Er zijn zelfs plannen voor een pretpark. GjØl gaat vast doorbreken”. Duh..
Gemokt als een kind
Ik was verdrietig, teleurgesteld en boos als een kind. En als volwassene vond ik het onbegrijpelijk dat a) De Kampioen GjØl aanbeveelt en b) De inwoners van het dorp de kansen niet zagen die het hele verhaal bood op een gezellig vrolijk trollendorp. Ik heb dan ook gemokt tot de Rubjerg Knude Fyr. Die geweldig was en midden in het zand en bovenaan een klif stond, als een echte bewaker van de zee. Het maakte veel goed, maar ze verkochten er geen gelukstrollen.
Eind goed al goed
Op de terugweg gingen we een Loppemarked binnen, een soort kringloop rommelmarkt gebeuren dat je overal in Denemarken vindt. En daar in een oude kast stonden een paar originele Dam troll dolls uit de jaren ‘80. Een beetje viezig, besabbeld en beknepen en best prijzig. Ze zijn inmiddels het nodige waard. En toen herinnerde mijn lief zich dat hij nog ergens zo’n trol moest hebben uit zijn jeugdjaren. Het wordt even zoeken, maar ik denk dat er een kans is dat ik toch nog een gelukstrol krijg. Die van mijn vriendje, gewoon uit Nederland. En de bewoners van GjØl zijn misschien nog niet eens zo dom. Ze kunnen rustig genieten van hun suffe dorp zonder hordes toeristen (nou ja, op de Kampioenlezers na dan). Eind goed, al goed.